Enkele oudvaders over hun toekomstverwachting:
Wilhelmus à Brakel:
Op de vraag “Of in de laatste tijd van de wereld een heerlijke staat van de kerk, op aarde te verwachten is? Antwoord: Dit is het gevoelen van zeer vele uitnemende godgeleerden van alle tijden, en van ver de meeste in onze dagen. En ‘t is mij zo klaar uit het Woord Gods, dat ik daaraan gans geen twijfeling heb.”[1]
Willem Teellinck:
“Weere oock te dijne goeder tijt/ het hatelicke rijck des Antichrists/ en des Turcx/ brenghe de veelheyt der Heydenen in/ bekeere de Joden Heere/ ende laet ons noch sien op‑gaen vrede en geluck over het Israël Gods/ in onse daghen.” (Zions Basuyne, Willem Teellinck, 1621)
“ende het volcomen incomen der Heydenen/ ende soo dien volgbende de weder‑opstandinghe der Joden gevordert/ ende dijne comste om alles weder op te rechten/ verhaest worde.” (Ecce Homo, Willem Teellinck, 1622)
Voetius ziet Israel als nationaal en “gans Israel” als het ‘lichaam van de natie’ (corpus nationis). (G. Voetius, De conversione, 126.) Waarmee hij zoveel zegt als dat niet iedere Jood bekeerd wordt.
Jacobus Koelman verwachtte nadat het Papisme en de Islam volledig was gevallen een “heerlijkheid van de kerk” en een “Koninklijke couragie en heerlijkheid van de Joden” volgend op hun bekering vindt hij met name in Zacharia 9:12,13; Zacharia 10:3,5-8; Zacharia 12:8.[2] Israel zou ook naar hun land terugkeren: Dat ‘zy als een heele Natie in haar eygen land / dat verwoest legt / zullen wederkeren / stel ik buyten twijfel.’[3]
Theodoris van der Groe verwachtte dat “eerst geheel het Joodse volk tot Christus moet bekeerd worden” en dat er “nog een verheerlijkte staat der Kerk moet komen”.[4]
Johannes Coccejus zei in de 17e eeuw: “Het is nu de tijd waarin de heidenen de voorrang hebben boven de joden. In groten getale worden zij thans bij de kerk gevoegd. Maar ook voor de kerk zal er nog een moeilijke tijd aanbreken. Voordat de toebrenging van Israël zich gaat voltrekken, zal eerst de afval komen. De antichrist zal zich openbaren en vervolgens ook weer vernietigd worden. Als de zaak van de kerk tot de uiterste hulpeloosheid is gekomen, zal God ingrijpen tot heil, zowel van de kerk als van het joodse volk. De verwoesters der aarde zullen worden verdelgd en dan zullen ook de joden tot bekering komen. Dat zal op zijn beurt weer een geweldige zegen voor de volkeren met zich meebrengen.”[5]
Vele Puriteinen hadden deze visie. Eigenlijk hadden de Nederlandse theologen het veelal van de Engelse Puriteinen overgenomen.
Enkele Puriteinen:
Charles Spurgeon:
“Er zal niet twee, noch tien, noch twaalf (stammen) zijn, maar één Israël, prijzende één God en dienend één Koning. En die éne Koning is de Zoon van David, de neergedaalde Messias! Zij moeten een nationale welvaart hebben die hen beroemd zal maken. Ja, zo glorierijk zullen zij zijn dat Egypte, Tyrus, Griekenland en Rome allen hun glorie zullen vergeten vanwege de grote pracht van de troon van David!”[6]
Philpot:
“Wanneer we bijvoorbeeld zulk een getuigenis lezen als dit: “De aarde zal vol van de kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken”, Jesaja 11:9, dan vragen we onszelf af: “Zijn dit woorden van Hem, die niet liegen kan”? Zeker staan ze zó in het boek Gods. Maar zijn ze vervuld? Is de aarde op het huidig moment, zo vol van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken? … Wie kan zeggen dat de kennis des Heeren, die kennis (waarvan Jezus zei dat zij is “het eeuwige leven”, Johannes 17:3) Engeland volledig bedekt, of een stad, of een huis, of een geheel gezin daarin? Dan moeten we, óf geloven aan de toekomstige vervulling van zulk een belofte, óf loochenen dat God meent wat Hij zegt.”[7]
Robert Murray McCheyne:
De tijd is aanstaande dat Israel net zo’n zegen zal zijn als dat ze en vloek geweest zijn. (Zach.8:13) Net zoals de dauw op de heuvels van Juda neerstrijkt en gras en bloemen tot leven wekt, zo zal het bekeerde Israel zijn als zij komen als de dauw op een dode, droge wereld. (Micha5:7) “Het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen der heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van een Joodsen man, zeggende: Wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord, [dat] God met ulieden is.” (Zach.8:23) Dit is nog nooit vervuld, maar zoals Gods woord waar is, is dit waar.[8]
[1] De Redelijke Godsdienst, W. a Brakel, Dl.3, hfdst.21, Vragen Beantwoord enz.
[2] Gans Israel, M. van Campen, p.170
[3] Gans Israel, M. van Campen, p.170 (J. Koelman, Sleutel, p.55)
[4] Verklaring van de Heidelbergse Catechismus; de 2e verhandeling naar aanleiding van vraag 52, over het laatste oordeel.
[5] Gans Israel, M. van Campen, p.298
[6] THE RESTORATION AND CONVERSION OF THE JEWS, PREACHED ON THURSDAY EVENING, JUNE 16, 1864, BY THE REV. C. H. SPURGEON, AT THE METROPOLITAN TABERNACLE, NEWINGTON
[7] Uit Philpot’s boek De Heere Jezus als de gekroonde Koning van Sion. Vermeld in de brochure Geschiedenis van de Verlossing, W. Westerbeke, Pag.37
[8] Our Duty to Israel, Robert Murray M’Cheyne, preek over Rom.1:16.